Signaalwoorden zijn erg belangrijk in een tekst. Als je het vak begrijpend lezen wil oefenen heb je veel aan het herkennen van signaalwoorden. Maar wat is een signaalwoord precies? We leggen het in dit artikel graag aan je uit en geven ook enkele voorbeelden van wat signaalwoorden zijn. Zo kun jij goed oefenen met begrijpend lezen en signaalwoorden.

Wat zijn signaalwoorden?

Een signaalwoord bevat een signaal. Het waarschuwt de lezer om op te gaan letten, want het geeft aan dat er in de komende zinnen of alinea’s iets gaat gebeuren. Ook kan het aangeven dat alinea’s bij elkaar horen of dat er een tegenstelling of vergelijking gaande is. Signaalwoorden hebben dus meerdere doelen en kunnen op meerdere betekenissen slaan.

Er zijn heel veel verschillende signaalwoorden, bijvoorbeeld: bijvoorbeeld, voorbeeld, zo, zoals, echter, maar, ten eerste, ten tweede, tegenover, tegenstelling, en, ook, tenslotte, evenals, namelijk, concluderend, kortom, dat betekent, net zo, al met al, in vergelijking met en ga zo maar door. Heel veel dus.

Wat geeft een signaalwoord aan?

Een signaalwoord geeft dus een signaal af. Het vertelt je dat er in de tekst iets gaande is of gaat gebeuren. Bijvoorbeeld:

  • Een voorbeeld
  • Een tegenstelling
  • Een opsomming
  • Een samenvoeging
  • Een vergelijking
  • Een uitleg
  • Een samenvatting
  • Een conclusie

Signaalwoorden herkennen

Maar hoe herken je nu wat er gaande is in de tekst? Hoe weet je dat er een voorbeeld komt, een uitleg gaat komen of er juist sprake is van een samenvoeging of tegenstelling? Dat komt door de signaalwoorden. Hieronder vertellen we welke signaalwoorden bij elk van de voorbeelden hoort.

Voorbeelden

In een tekst wordt vaak een voorbeeld gegeven. Signaalwoorden die een voorbeeld aangeven zijn: bijvoorbeeld, zoals, voorbeeld en zo.

Zoals:

  • Papa heeft veel auto’s gehad, zoals zijn cabriolet en zijn oldtimer.
  • Mijn moeder is gek op sporten. Zo gaat ze elke week drie keer naar de sportschool.
  • Margot vindt Chinees eten erg lekker, zoals bami en nasi.

Tegenstellingen

Tegenstelling geven aan dat er iets wordt afgezet tegen iets anders. Tegenstellingen herken je door de volgende signaalwoorden: echter, tegenover, in tegenstelling tot, maar.

Zoals:

  • Dieter houdt niet van werken, maar is wel vaak op kantoor.
  • Paul houdt niet van water. Hij heeft echter wel een boot.
  • In tegenstelling tot mijn zusje houd ik helemaal niet van clowns.

Opsommingen

Een opsomming kun je vaal al opmaken uit een dubbele punt. Maar een dubbele punt is geen signaalwoord. Uit deze signaalwoorden kun je opmaken dat het om een opsomming gaat: en, ten eerste, ten tweede, ten derde, ook.

  • Gerrit gaf drie cadeaus: een boek, een dinerbon en een kaartspel.
  • Ten eerste wil ik een hapje eten, ten tweede de stad in en ten derde gaan dansen.
  • Ook doe ik graag aan yoga en tenslotte vind ik het leuk om te zingen.

Samenvoegingen

Twee zinnen of alinea’s kunnen ook worden samengevoegd. Om te laten zien dat dit gaande is, wordt een voegwoord als signaalwoord gebruikt. Een samenvoeging wordt aangekondigd middels onderstaande signaalwoorden: omdat, want, zodat en en.

Zoals:

  • Ik ben klaar met je, want je loopt te zeuren. (Ik ben klaar met je. Je loopt te zeuren.)
  • Trui is blij, omdat haar opa op bezoek komt. (Trui is blij. Opa komt op bezoek.)
  • Pleun speelt eerst viool en gaat daarna naar zwemles. (Pleun speelt viool. Pleun gaat naar zwemles.)

Vergelijkingen

Wanneer zaken vergeleken worden met elkaar, is dat te herkennen aan signaalwoorden: in vergelijking met, hetzelfde, evenals en net als.

Zoals:

  • De stem van je vader is in vergelijking met die van je moeder erg laag.
  • Vossen houden een winterslaap. Dat is hetzelfde bij beren.

Uitleg

 Vaak wordt in een tekst uitleg of verheldering gegeven. De signaalwoorden die daarop duiden zijn: dat blijkt uit, daarom, omdat en namelijk.

Zoals:

  • Teuni deed raar. Ze was namelijk tot over haar oren verliefd op Jo.
  • Kees kreeg een bonus. Daarom nam hij zijn vriendin mee uit eten.
  • Richard kreeg een compliment van de juf, omdat hij zo rustig bleef.

Samenvatting

Een van de belangrijkste vaardigheden die je bij begrijpend lezen leert is het maken van een samenvatting. Ook moet je een samenvatting vaak raadplegen om er informatie uit te halen. Een samenvatting kun je herkennen aan de volgende signaalwoorden: al met al, kortom, samengevat, samenvattend.

Zoals:

  • Samengevat vond de prins zijn prinses en leefden ze nog lang en gelukkig.
  • Kortom, na de vreselijke middag hebben we een leuke avond gehad en was de dag toch geslaagd.

Conclusie

Conclusies worden in teksten getrokken, maar kunnen ook vaak als afsluiting van een tekst dienen. Signaalwoorden die verwijzen naar een conclusie zijn de volgende: concluderend, de conclusie, tot slot, dat betekent en dus.

Zoals:

  • En dus zullen we niet meer zonder het te vragen naar buiten gaan.
  • Tot slot kan ik zeggen dat ik het een goed idee vind om over te gaan op zonne-energie.

Signaalwoorden dubbel

Er zijn worden die op meerdere plekken gebruikt worden, zoals ‘en’, ‘omdat’ en ‘want’. Je zal dus goed naar de zin moeten kijken om te bepalen naar welk soort het signaalwoord verwijst. Door de context helder te hebben, moet dat echter wel lukken.

Conclusie

Signaalwoorden zijn erg belangrijk om een tekst goed te begrijpen en onmisbaar als je begrijpend lezen wil oefenen. In deze tekst heb je in ieder geval uitleg gekregen over signaalwoorden en genoeg informatie om ze voortaan te herkennen. Wil je meer weten over begrijpend lezen? Ga dan naar ons hoofdartikel over begrijpend lezen.