Hier volgen de antwoorden bij het oefenboek “Begrijpend lezen groep 5”.

Tekst 1
Alles even schilderachtig
1 C
2 B
3 Een wijk in Parijs (die bekend is vanwege de vele kunstenaars)
4 vreedzaam en aantrekkelijk
5 B
6 heuvel

Tekst 2
De Klokkenluider van de Notre Dame
1 C
2 A
3 Esmeralda
4 C
5 A

Tekst 3
Blauwalg
1 B
2 uitbater van de populaire zwemplas
3 Blauwwieren sterven af
4 1 blauwalg is geen alg, maar een bacterie 2 blauwalg is niet blauw, maar groen
5 Je kunt gaan braken, Je kunt een allergische reactie krijgen

Tekst 4
Hulp
1 B
2 A
3 B
4 Winnie denkt de directeur te helpen, omdat hij bij een vernietiger staat. De directeur stond echter bij het verkeerde apparaat en had een kopie nodig. Toen Winnie dat besefte, was het al te laat. (Eigen woorden).
5 Dan lees je al iets over de clou, namelijk dat het papiertje gekopieerd moest worden en niet vernietigd.

Tekst 5
Atletiek
1 een sporter die aan atletiek doet
2 B
3 Onder “Springen” moet hoogspringen en onder “Lopen” moet hindernislopen
4 D
5 1 hindernislopen, 2 verspringen, 3 speerwerpen, 4 hoogspringen

Tekst 6
Proefje met water
1 A
2 een boterhamzakje, (een kannetje met) water en een satéprikker
3 Wat gebeurt er als je in een zakje met water prikt?
4 Prik de satéprikker in een snelle beweging door het zakje heen.
5 Het zakje is elastisch. Het plastic drukt op het stokje en laat geen water langs.

Tekst 7
Koper, brond, tin en ijzer
1 A
2 Je kon koper smelten.
3 koper > sieraden en bijlen, brons > sieraden en bijlen, tin > niets, ijzer > sikkels en bijlen (met tin kon je natuurlijk wel brons maken, dus als die mix tot de antwoorden “sieraden en bijlen” leidt, is dat ook goed te rekenen).
4 B
5 Doordat koper en brons niet voorkomen in Nederland, werd het verhandeld.
6 1700 voor Christus = Bronstijd, 700 voor Christus = IJzertijd

Tekst 8
De tandarts
1 C
2 B
3 A en B
4 B en C
5 Omdat hij zag dat het beest een grote spin was
6 C
7 D
8 Teveel snoepen

Tekst 9
Reigerkuikens
1 Omdat ze hoog in de boom broeden
2 A
3 Omdat kleine reigers het nest verlaten als ze bijna net zo groot zijn als hun ouders.
4 D
5 D

Tekst 10
Korte teksten
1 B
2 C
3 D
4 B
5 A

Tekst 11
Chinese school
1 Wun
2 20
3 Ochtend: woordjes, zinnen en uitdrukkingen (taal) Middag: geschiedenis en cultuur
4 C
5 1 feit, 2 mening, 3 feit
6 1 Het is leuk om met andere Chinese kinderen te praten, 2 Meester Wun geeft leuk les, 3 Meester Wun doet veel spelletjes

Tekst 12
Magneten
1 C
2 C
3 D
4 Wanneer je hem verhit en de magneet te warm wordt.
5 1 Verhit de steel van de schroevendraaier, 2 Laat de schroevendraaier afkoelen, 3 Wrijf over een sterk magnetisch veld.
6 waterkraan = wel, schaakstuk = niet, spijker = wel, balletje = niet, kopje = niet

Tekst 13
Arie
1 omdat de zinnen kort zijn en op elkaar rijmen
2 B
3 hond, kat, kanarie en papegaai
4 je pakt hem niet uit de kom, neemt hem niet mee een blokje om, blaft niet naar bezoek en verstopt zich niet in een hoek
5 Gepaard rijm

Tekst 14
1 in een schoenenwinkel
2 B
3 C
4 Ze had liever andere schoenen gekocht
5 A
6 Dat ze gaan afrekenen

Tekst 15
Zonnebloemen
1 Frankrijk
2 zonnebloemen
3 pitten
4 in de fabriek
5 zonnebloemen
6 Frankrijk
7 doordat ze met de zon draaien

Tekst 16
Pizza in de ochtend
1 A
2 D
3 D
4 Snijd de aardbeien en de banaan in plakjes
5 C
6 Natuurlijk kun je ook ander fruit gebruiken om je pizza te beleggen!

Tekst 17
Het geheimzinnige doosje
1 A
2 A
3 C
4 De man spreekt Italiaans (en Rem niet)
5 C

Tekst 18
Linke Lea
1 C
2 Henke de Groot
3 C
4 5 delen (dit is het zesde deel)
5 Bij de (online) boekwinkel

Tekst 19
Kinderburgemeester aan het woord
1 A
2 sinds maart
3 1 Ze kan iets doen voor kinderen, 2 Ze wordt herkend
4 1 Djongo, 2 Najoua, 3 Otto
5 A
6 Vanwege het openen van een speeltuin die ze had laten plaatsen/
7 A
8 A
9 B
10 het gemeentehuis

Tekst 20
Vragen aan Margriet
1 B
2 A
3 C
4 1 Robin, 2 Goos, 3 Brent
5 D

Tekst 21
BFF’s
1 Sharon en Viona
2 best friends forever
3 C
4 B
5 D

Tekst 22
Geschiedenis van geld
1 C
2 A
3 B
4 C
5 “Sal” betekent zout. Romeinse soldaten werden vroeger in zout uitbetaald.
6 700 voor Christus
7 1 eten en drinken, 2 kleding, 3 een huis, 4 spullen die ze leuk vinden, 5 vakantie (3 voorbeelden is goed)

Tekst 23
De oefenkeuken
1 B
2 C
3 D
4 jezelf aanmelden en de nieuwsbrief downloaden
5 C
6 taarten bakken, patat maken en ijsjes maken

Tekst 24
10 vingers, 10 tenen
1 A
2 B
3 Dat werden er steeds minder.
4 1 honden, 2 paarden
5 In de evolutie vallen eerder ledematen af dan dat er bij komen.
6 Is het toeval dat we tien tenen en vingers hebben? (in eigen woorden)
7 Nee. De evolutie heeft bepaalt dat dit het beste is. (in eigen woorden)

Tekst 25
De slangenbezweerder
1 A
2 India, er wordt verteld dat er in roepies wordt betaald en dat is geld in India
3 C
4 C
5 B
6 Dat de cobra’s niet echt dansen op muziek. Het is show. (eigen woorden)
7 B

Tekst 26
Korte teksten
1 C
2 D
3 B
4 A
5 C

Tekst 27
De winkeldief
1 A
2 B
3 De mevrouw met een volle kar (een klant)
4 D
5 C
6 B

Tekst 28
Flessenpost
1 C
2 A
3 B
4 C
5 Omdat die 150 jaar oud is en de kapitein niet meer zal leven.
6 D
7 plaatsbepaling van een punt

Tekst 29
Vlaamse reus
1 website nummer 1
2 website nummer 3
3 website nummer 3
4 Doetinchem
5 B
6 website 2 en 5

Tekst 30
Knekelman
1 C
2 A
3 lang en mager, draagt een zwart pak, zwarte ogen die dwars door je heenkijken
4 in bedwang houden, laten gehoorzamen
5 B

Tekst 31
Geiten zijn brutaler dan schapen
1 Julia
2 C
3 A
4 B
5 C
6 A
7 B
8 Omdat de namen en het gedrag van de schapen overeenkomen met zichzelf en haar vriendin
9 A
10 A

Tekst 32
Ruzie
1 A
2 B
3 Kies uit: 1 Dat is dan honderd dinar. 2 Hij heeft vaak zat gelezen over oplichters in het buitenland. 3 Terug in Nederland, waar hij de taal sprekt en de mensen snapt.
4 D
5 B
6 C
7 C
8 C

Tekst 33
Hoe maak je een elfje?
1 A
2 Omdat het uit elf woorden bestaat
3 A
4 C
5 C
6 Op regel 3 staan vier woorden
7 A
8 B
9 Eigen beoordeling.

Tekst 34
Kaartjes
1 D
2 C
3 kaart 2 en 4
4 C
5 D
6 20 juni
7 Lies en Jo
8 de buurtjes van nummer 3
9 A
10 kaartje 3
11 kaartje 6

Tekst 35
Meisje met de parel
1 B
2 Vermoedelijk tussen 1665 en 1667
3 D
4 A
5 C
6 De blauwe tulband (vanwege het contrast met het gelige jasje en de witte kraag)
7 B
8 1 Meisje met de rode hoed, 2 Meisje met de fluit

Tekst 36
Wrede spelletjes uit het verleden
1 B
2 D
3 Schiet de haan!
4 De Oude Romeinen
5 C
6 B
7 Omdat ze in meerdere spelletjes gebruikt werden
8 C

Tekst 37
Smoothie
1 A
2 B
3 C
4 Een groot glas
5 Ze heeft eerst de mango gedaan en daarna de aardbei
6 Drankje van (geblenderd) fruit en melk (eigen beoordeling)
7 C en D
8 B

Tekst 38
Roemenië
1 Roemenië
2 C
3 D
4 bergen, ongerepte natuur, oerbossen, vlaktes, zandstranden
5 B
6 Bulgarije, Oekraïne, Moldavië, Hongarije en Servië
7 B
8 D

Tekst 39
Paddenstoelen
1 B
2 A
3 A
4 1=10, 2=75, 3=90, 4=250
5 Ze zijn taai
6 C

Tekst 40
De meest vreselijke heersers
1 C
2 F
3 C
4 F
5 B
6 A
7 1 Theodora, 2 Edward Teach (Zwartbaard), 3 Assurnasirpal de Tweede
8 In 1718