Slechte Cito woordenschat? Oefenen in de klas!

De Cito-toets voor woordenschat wordt op veel scholen slecht gemaakt. Misschien herken je je er wel in: veel woorden kennen kinderen niet en daarbij biedt de Cito-toets geen kans om de betekenis ergens uit op te maken.

Een opdracht luidt bijvoorbeeld letterlijk: Wat is een ander woord voor bruisen? Met de opties A borrelen, B druppelen, C kabbelen en D sijpelen.

En zo staan er wel meer opgaven in de Cito’s voor midden en eind, maar ook op de echte Cito-toets en de Entreetoets.

Dus wat ga je doen? De kinderen voorbereiden op de Cito-toetsen door woorden als bruisen doelgericht aan te leren. Of mag dat niet? Ook daarover is discussie.

In dit artikel geven we onze visie over het voorbereiden op de Cito-toets en geven we je een praktisch spel waarmee je de woordkennis van kinderen kan vergroten.

 

Voorbeeldopgave

Een gemiddelde Cito-toets woordenschat bestaat uit zo’n 100 oefeningen die kinderen moeten maken per toets. Met een midden en eindtoets zijn dat er dus 200 per jaar en dan tellen we de Entreetoets in groep 7 en de Cito-toets in groep 8 nog niet eens mee.

Maar dat wil niet zeggen dat kinderen “slechts 200” woorden per jaar hoeven te kennen. Want in het voorbeeld van “bruisen” komen ook de woorden “borrelen”, “druppelen”, “kabbelen” en “sijpelen” voor. Het onderscheid tussen die woorden moet een kind ook nog eens kunnen maken, dus het moet in deze ene opgave al vijf woorden kennen én in de juiste context kunnen plaatsen.

Je zou bijna zeggen: laat die woorden maar één voor één langskomen. Dan oefenen we ze wel! Juist daarover is zoveel discussie.

 

Woordenschat Cito wel of niet oefenen?

Een discussie die in het onderwijs regelmatig de kop opsteekt is het al dan niet oefenen voor de Cito-toets woordenschat. Voorstanders vinden dat er teveel woorden in de Cito-toets zitten die kinderen niet aangereikt krijgen. Dat klopt, want de meeste (nieuwe en oude) lesmethoden hanteren niet de woorden die op de Cito’s woordenschat terugkomen. Hoe moeten zij die woorden dan te weten komen?

Tegenstanders vinden dat er dan teveel getraind wordt op de Cito-toets. Het klinkt zelfs als fraude, want je gaat sommen van de Cito-toets rekenen toch ook niet letterlijk behandelen?

Voor beiden is wat te zeggen. Maar Bureau Bijles vindt het vooral belangrijk dat kinderen de woorden wel een keer gehoord hebben (het liefst zelfs zeven keer, want dan blijft het volgens onderzoek pas echt hangen). Niet zozeer door de woorden uit de Cito-toetsen letterlijk cadeau te doen, maar door ze in te passen in het normale onderwijs.

 

Woorden de revue laten passeren

Goed, kinderen moeten de woorden op de woordenschattoets dus een keer gehoord hebben. Het liefst vaker, want dan is de kans dat ze het ook daadwerkelijk gaan gebruiken en herkennen groter. Maar hoe ga je dat doen? Er is geen methode die dit voorschrijft en het is heel veel werk om al die woorden zelf in allerlei lessen zogenaamd te laten passeren. Daar moet je een hele administratie op nahouden!

Daarbij is woordenschat niet het doel van les aardrijkskunde, biologie of geschiedenis en laat staan van een les rekenen.

Het vraagt dus heel veel van leerkrachten om de woordenschat van kinderen te vergroten. Tijd om daar iets voor aan te reiken!

 

3 belangrijke punten

Om een woord goed te kunnen vertalen moeten kinderen de betekenis kennen, moet het woord visueel te maken zijn en dient de context duidelijk te zijn. Sommige woorden hebben zelfs een betekenis die van de context afhangt.

 

Betekenis

De betekenis aan een woord kunnen geven is heel belangrijk, want dan pas weten ze wat een woord inhoudt. Betekenis geven kan al doordat kinderen een deel van het woord kennen, doordat ze het in een verhaal lezen en dus uit de context kunnenhalen of doordat ze het simpelweg aan iemand vragen of opzoeken in een woordenboek.

 

Visueel

Maar minstens zo belangrijk is dat kinderen zich een beeld kunnen vormen bij de woorden. Hoe ziet iets eruit? Hoe ziet bijvoorbeeld “bruisen” eruit? Is dat te vergelijken met “sijpelen” of meer met “bruisen?” Met andere woorden: een plaatje bij een woord kan voor kinderen heel zinvol zijn.

 

Context

Een woord alleen kennen is nog niet genoeg. Diverse studies wijzen uit dat kinderen een woord pas kennen nadat ze het zeven keer gehoord hebben. Nog effectiever is dus om het woord in een context te laten plaatsen. Het woord “bruisen” staat in een kale Cito-opgave helemaal niet in de context. Maar welke zin kun je daar nu mee maken? Bijvoorbeeld: Nadat papa het tablet in het water deed, begon het te bruisen en stroomde het bijna over.

Niet een zin als: We gaan lekker bruisen. Dat is weer te beknopt en de zin erom heen geeft dan geen context aan.

 

Het woordenschatspel

Conform de 21e eeuwse vaardigheden moeten kinderen meer eigenaar worden van hun eigen leren. Een onderzoekende, kritische en samenwerkende houding hoort daarbij. Vanuit dat idee hebben we het woordenschatspel ontwikkeld.

De opzet van het spel is heel simpel: de kinderen zoeken de betekenis van woorden op, maken ze visueel en plaatsen ze in een context.

Werkblad woordenschat

 

Het spel (hoofdvorm)

Het spel kent meerdere werkvormen, zoals:

Als leerkracht leg je de stapel woorden (onderaan dit artikel te downloaden) omgedraaid in het midden van de klas. De klas wordt in groepjes van twee verdeeld of gaat individueel aan de gang. Ze pakken een kaartje voeren in elk geval de volgende drie zaken uit op hun werkblad:

  • Ze schrijven de betekenis van het woord in het woordenboek op;
  • Ze zoeken er een plaatje bij of tekenen er iets bij om het visueel te maken;
  • Ze schrijven een zin met het woord in een kloppende context (Dus niet een zin als: We zitten lekker te bruisen, maar Als het water begint te bruisen stroomt het bijna uit het glas).

Optioneel kunnen ze synoniemen aangeven. Dit zal echter niet altijd het geval zijn.

Zodra deze drie (of vier) missies volbracht zijn keur je het als leerkracht goed (of laat je ze onderling keuren, of je keurt ze pas na afloop) en mag het een volgend kaartje halen.

Om de activiteit af te bakenen zet u de time-timer op 10 minuten of een kwartier. Na afloop worden de onderzochte woorden besproken. Ook dat kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld in groepjes van vier of klassikaal. Ook kun je er als leerkracht zelf woorden uithalen die je wil belichten.

 

Andere vormen

Natuurlijk ben je als leerkracht creatief genoeg om het spel anders te laten spelen. Bijvoorbeeld individueel of per groepje van vier een stapel van 10 woorden uit laten pluizen.

Klassikaal kan natuurlijk ook. Het is maar net welke behoefte je hebt.

Het gaat erom dat dit spel je kan helpen om meer betekenis te geven aan woordenschat. Door deze activiteit wekelijks één keer (of vaker) te doen, kun je de scores van de Cito woordenschat fors verhogen zonder dat je de woorden letterlijk hoeft te oefenen.

Maar nog mooier is dat je je leerlingen de kans hebt gegeven zelf op onderzoek uit te gaan om hun woordenschat verder uit te breiden.

 

Inhoud en downloads

Voor het spel heb je een werkblad nodig en woordkaartjes. We hebben er alvast 200 voor je gemaakt. Hier zitten woorden uit de Cito-toetsen bij. Als deze 200 kaartjes op zijn, kun je zelf nieuwe maken. Zorg voor voldoende woordenboeken in de klas of gebruik tablets, computers of Chromebooks om de betekenis te achterhalen.

Downloads:

 

Leuke activiteit?

Vind je deze activiteit leuk? Laat dat dan weten door dit bericht te delen of de Facebookpagina van Bureau Bijles te liken.

Reageer!