De eerste stap die je zet bij het rekenen met breuken, is ze gelijknamig maken. Soms zijn ze dat al, soms ook niet. Een gelijknamige breuk is bijvoorbeeld 1/4 + 2/4 =. De noemers zijn hierin gelijk.
Een ongelijknamige breuk is 1/5 + 2/3 =. De noemers zijn niet gelijk.

Voordat je een ongelijknamige breuk kunt gaan bewerken, moet je hem gelijknamig maken. Dat doe je door te kijken of de noemers makkelijk gelijk te maken zijn. Van 3 is geen 5 te maken en van 5 geen 3, dus dat is hier niet aan de orde (Bij de breuk 1/3 + 1/6 = is dat wel geval, want je kunt van 3 makkelijk naar 6 en dus van 1/3 de breuk 2/6 maken. Daarmee is 2/6 + 1/6 = 3/6 makkelijk op te lossen).

Nu moet er gekeken worden of de noemers elkaar ergens tegenkomen. De tafel van 3 en de tafel van 5 worden bekeken en in beide tafels zit 15.

Het is dus zaak om de noemer naar 15 te transformeren.

Je doet dat door noemer 5 maal 3 te doen en de noemer 3 maal 5. Wat je beneden de streep doet, doe je boven de streep ook (zie ook verhoudingstabellen maken)
3/15 + 10/15 = is de nieuwe som. Vanaf nu kun je hem oplossen zoals een gelijknamige breuk. Het antwoord is 13/15.

 

Over het gelijknamig maken van breuken hebben we ook een filmpje gepubliceerd.