Breuken vermenigvuldigen komt vaak voor op de basisschool. In de Cito-toets wordt dit meerdere malen getoetst. We gaan er vanuit dat de breuken gelijknamig zijn gemaakt. Lees ook over breuken gelijknamig maken. Wanneer je gaat vermenigvuldigen met breuken, zijn er meerdere opties:

  1. Een heel getal vermenigvuldigen met een breuk 4 x 1/4
  2. Een breuk vermenigvuldigen met een heel getal 1/4 x 4
  3. Een breuk vermenigvuldigen met een breuk 1/4 x 2/4 =

 

Een heel getal vermenigvuldigen met een breuk

Wanneer je een heel getal met een breuk vermenigvuldigt, bewerk je alleen de teller. De noemer blijft onaangeroerd. Bijvoorbeeld als volgt: 4 x 1/4 = 4/4
Het antwoord 4/4 is gelijk aan 1.
Het kan ook zijn dat je niet alleen vermenigvuldigt met een breuk, maar met een heel getal en een breuk, bijvoorbeeld 4 x 2 1/4 =
In dat geval mag je de breuk splitsen in 4 x 2 en 4 x 1/4. De losse antwoorden 8 en 1 tel je bij elkaar op. Het antwoord is dan 9.

 

Een breuk vermenigvuldigen met een heel getal

Als het ware zeg je bij 1/4 x 4 hetzelfde als 1/4 van 4 oftewel, een kwart van 4. In feite is dit dezelfde som als andersom, zoals hierboven beschreven. Een kwart van 4 is 1.
Ook hier kan de som uit een heel getal en een breuk bestaan, zoals 2 1/4 x 4 =. Wederom geldt dat je de som mag splitsen in 2 x 4 = (8) en 1/4 x 4 = (1) en kun je de antwoorden bij elkaar optellen. Het antwoord is dan 9.

 

Een breuk vermenigvuldigen met een breuk

1/4 x 2/4 = zegt hetzelfde als 1/4 van 2/4 =. Je kunt dat voor je zien alsof je een kwart van 2/4 taart pakt. Dat is dus geen hele taart, maar een halve taart.
Je mag de teller maal de teller doen en de noemer maal de noemer. Dat wordt dan 1/4 x 2/4 = 2/16. 2/16 is hetzelfde als 1/8.