De Cito-toets is een Eindtoets van CITO, die leerlingen van groep 8 in het basisonderwijs moeten maken omdat zo een beeld verkregen kan worden van het niveau van dit kind. Dat niveau is belangrijk om te bepalen welk type vervolgonderwijs het best passend is.

De Cito-toets is dus niet langer een synoniem voor Eindtoets, maar één van de Eindtoetsen in het primair onderwijs, maar wel de bekendste en de oudste toets. Ze komt uit 1966 en heette toen nog anders.

Hoe is deze bekende toets precies tot stand gekomen en hoe werkt de Cito-toets vandaag de dag?

Doel van de Cito-toets

Het doel van de Cito-toets was om kinderen te testen op wat ze op school leerden. Dit gebeurde in 1966 voor het eerst, alleen nog in Amsterdam. Vandaag de dag dient de Cito-toets nog altijd om in kaart te brengen wat leerlingen aan het einde van groep 8 geleerd hebben en welk niveau van voortgezet onderwijs hieraan hangt.

Anders dan vroeger is de Cito-toets niet meer leidend in het schooladvies. Wel kan ze het schooladvies achteraf nog verhogen.

Geschiedenis van de Cito-toets

Zoals gezegd is de Cito-toets voor het eerst afgenomen in 1966. De toets werd eind jaren 60 bedacht voor Adriaan de Groot, een hoogleraar aan de Gemeente Universiteit van Amsterdam.

Adriaan de Groot vond dat het in Nederland ontbrak aan een goed toetssysteem. Kinderen werden naar zijn mening vooral op basis van meningen en vooroordelen naar een vervolgschool gestuurd. Hij doorbrak dat door zelf de voorloper van de huidige Cito-toets te ontwikkelen.

Dat deed Adriaan de Groot in zijn eigen kelder. Daar startte hij het bedrijfje voor onderwijstoetsen. In opdracht van de gemeente Amsterdam ontwikkelde hij de Amsterdamse Schooltoets.

Amsterdamse Schooltoets wordt Cito-toets

De Amsterdamse Schooltoets bracht precies in kaart wat kinderen wel en niet kunnen en kon daarmee veel gerichter – en zonder vooroordelen – leerlingen doorverwijzen naar de middelbare school.

Niet veel later werd de toets door  heel Nederland gebruikt.

Intussen was Adriaan de Groot meerdere malen in de Verenigde Staten geweest, waar hij in aanraking kwam met the Educational Testing Service. Dit vertaalde hij in Nederland naar het Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling (CITO).

Het hele kind zien

Adriaan de Groot schreef een pamflet waarin hij kritisch is op het basisonderwijs. Hij onderbouwt hierin dat leerkrachten leerlingen verkeerd inschatten door te kijken naar afkomst, de ouders en de omgeving waarin het kind opgroeit. Leerkrachten zouden verder moeten kijken en de capaciteiten van kinderen moeten zien.

Die capaciteiten worden gevangen in de Cito-toets. Want hier kan ieder kind laten zien wat hij of zij in zijn of haar mars heeft. De capaciteiten worden verzameld in een onafhankelijk oordeel. Daarmee konden, zeker in de jaren zestig en zeventig, voor het eerst ook kinderen van arbeiders naar het hogere onderwijs.

De inhoud van de Cito-toets

Over de inhoud van de Cito-toets hebben we op deze website al veel geschreven. Kort samengevat toetste de Cito-toets anno nu hoofdzakelijk op de vakken rekenen en taal.

Maar dat wil niet zeggen dat er geen oog is voor details, want de Cito-toets brengt vaardigheden in kaart op het gebied van:

Deze vakgebieden zijn mooi ondergebracht in de twee vakken taal en rekenen. Desondanks geeft de Cito-toets een zeer breed beeld van de capaciteiten van kinderen.

Hoe wordt de Cito-toets gemaakt?

Anders dan de toetsen in het leerlingvolgsysteem, worden de Cito-toetsen voor groep 8 elk jaar opnieuw ontwikkeld. De ontwikkeling van één Cito-toets duurt soms wel 2 jaar.

De toets wordt samengesteld door een team van deskundigen. Zo zijn er binnen het team dat de Cito-toets maakt de volgende professionals betrokken:

  • leerkrachten basisonderwijs
  • onderwijskundigen (taal- en rekenexperts)
  • orthopedagogen

Moeilijk en makkelijk

De Cito-toets wordt zo gemaakt dat moeilijke en makkelijke vragen zich afwisselen. Op die manier ervaren kinderen vaker succes. Ook leerlingen met een lager niveau maken namelijk veel opgaven goed en zijn zo gemotiveerd om door te gaan. Wanneer ze te vaak beseffen dat ze een opdracht niet snappen en misschien wel fout hebben, zouden ze het bijltje erbij neer kunnen gooien. En dat moet niet, vinden de makers.

Ze komen dan ook vaak bij elkaar. In totaal worden er heel veel vragen gemaakt, waarvan maar enkele de uiteindelijke Cito-toets écht halen. Er worden dus ook heel veel vragen weggegooid.

Een slechte vraag

Deze vraag heeft de Cito-toets niet gehaald. Immers kan een boek zowel 1 cm dik zijn als 1 dm dik! Het is maar net hoe dik (of dun) een boek is.

Een goede vraag

Deze vraag is wel opgenomen geweest in een Cito-toets. Ieder kind in groep 8 zou namelijk moeten weten wat een crimineel is. Ook weten de meeste kinderen wat de namen zijn voor de overige genoemde figuren.

Opbouw

Omdat de Cito-toets heel belangrijk is en een heel duidelijk beeld moet geven, is er sprake van een opbouw. De toets begint met makkelijke vragen. Zo kun je goed beginnenen snap je precies wat de bedoeling is.

Er zijn criteria aan Cito-vragen, zoals:

  • De vraag moet gaan over lesstof die behandeld is voor en in groep 8;
  • De woorden die gebruikt worden moet iedere leerling in groep 8 kennen;
  • Van de antwoorden moet iedereen snappen waarom er drie fout zijn en eentje goed.

Sommige vragen hebben antwoorden die erg op elkaar lijken, maar waarvan er maar eentje echt goed is. Alle makers moeten snappen waarom het dát antwoord is. Want als de makers het al niet snappen, hoe moeten leerlingen in groep 8 dat dan doen?

Afname

De Cito-toets vindt plaats op drie ochtenden in april. Deze ochtenden zijn landelijk vastgelegd. Op die momenten maken dus alle leerlingen van groep 8, door heel Nederland, de Cito-toets. Iedere dag is er ruimte voor beide vakken, rekenen en taal.

Bij de afname mogen de leerlingen soms gebruik maken van kladpapier, soms niet. Dat is afhankelijk van de vragen die gesteld worden.

Per onderdeel krijgen de leerlingen tussen de 25 en 50 minuten de tijd. Als de tijd om is, moet de toets worden ingeleverd.

Cito-score

Wat volgt is dat de Cito-toets op de bus gaat en wordt gecontroleerd. Dit gebeurt centraal, bij het CITO in Arnhem. Aangezien de Cito-toets uit meerkeuzevragen bestaat en leerlingen hokjes in moeten kleuren, wordt de toets machinaal nagekeken. Enkele weken na de afname van de Cito-toets (vaak net na de meivakantie) komt de score binnen.

Deze score loopt van 500 tot 550. Dat stamt nog uit de tijd dat de Cito-toets ontstaan is.

De uitslag van de Cito-toets geeft dan definitief aan wat het ontwikkelniveau van een leerling is.

Hieronder volgt een overzicht van die uitslagen, al kan het ieder jaar (en soms per regio) iets  verschillen:

501 – 520 – vmbo, basisberoepsgerichte leerweg

519 – 525 – vmbo, basis- en kaderberoepsgerichte leerweg

523 – 528 – vmbo, kaderberoepsgerichte leerweg

529 – 533 – vmbo, gemengde/theoretische leerweg

533 – 536 – vmbo, gemengde/theoretische leerweg en havo

535 – 541 – vmbo, gemengde/theoretische leerweg en havo/vwo

537 – 540 – havo

540 – 544 – havo/vwo (atheneum)

545 – 550 – vwo (atheneum / gymnasium / technasium / tweetalig vwo)

Uitslag Cito-toets

Invloed van de Cito-toets

De invloed van de Cito-toets is veranderd. Waar de Cito-toets vroeger vooral diende als middel om echt tot een schoolniveau te komen, geldt dat de Cito-toets vandaag de dag niet meer meedoet in het eindadvies.

Het eindadvies wordt namelijk al veel eerder gevormd.

Wel is de invloed van de Cito-toets nog erg groot. Wanneer een leerling op de Cito-toets een hogere score laat zien dan het schooladvies, kan besloten worden over te gaan tot een heroverweging.

Die heroverweging kan weer leiden tot een hoger niveau op de middelbare school.

Voorbereiden op de Cito-toets

Als basisscholen alle lesstof behandelen die in een jaar aangeboden moet worden (dat zijn de kerndoelen van een schooljaar) krijgen alle kinderen alle kennis die ze voor de Cito-toets moeten hebben.

Toch zijn er veel factoren die ervoor zorgen dat scholen hun leerlingen minder goed voor kunnen bereiden, zoals:

  • veel uitval door ziektes en burn-outs in het onderwijs;
  • een toename van onbevoegde personen voor de klas (vaak omdat de bevoegde leerkrachten niet meer te krijgen zijn);
  • grotere klassen (plofklassen) waardoor er minder aandacht naar het individu uit kan gaan;
  • verouderde methodes (vaak voor bezuinigingen) die niet meer volledig kerndoeldekkend zijn;
  • beginnende leerkrachten die nog onvoldoende ervaring hebben in de hogere groepen;
  • activiteiten en eisen die de reguliere lesdag in de weg zitten en waardoor stof overgeslagen wordt.

Een voorbereiding op de Cito-toets kan helpen om in beeld te krijgen wat een kind wel of niet beheerst. Ouders kunnen dan een beter beeld krijgen van de mogelijkheden van hun kind en de zaken waar hun kind nog moeite mee heeft. Op die manier valt uitval tijdig te ondervangen en kunnen alle kinderen de Cito-toets goed maken.

Lees ons hele artikel over oefenen voor de Cito-toets voor meer informatie.

Lees ons artikel over de Cito-toets oefenen